Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO2541

Datum uitspraak2004-01-21
Datum gepubliceerd2004-02-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers166697/HA ZA 03-1770
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroep op vervaltermijn gehonoreerd.


Uitspraak

VONNIS van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, in de zaak van: [eiseres], wonende te [woonplaats], e i s e r e s, procureur: mr. J.H.L. Gelders, - t e g e n - de naamloze vennootschap Amersfoortse Algemene Verzekerings-Maatschappij N.V. gevestigd en kantoorhoudende te Amersfoort, gedaagde, procureur: mr. P.J. Soede 1. Het verloop van de procedure 1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken: - de dagvaarding van 29 augustus 2003; - conclusie van antwoord van 29 oktober 2003; - tussenvonnis van 5 november 2003 waarin een comparitie van partijen is gelast; - proces-verbaal van comparitie van partijen van 3 december 2003. 1.2 Partijen zullen in het navolgende worden aangeduid als "[eiseres]" respectievelijk "de Amersfoortse". 2. De feiten 2.1 [Eiseres] heeft met ingang van 26 augustus 1993 een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij de Amersfoortse onder polisnummer [nummer]. Deze verzekering dekt het risico van inkomensderving als gevolg van arbeidsongeschiktheid van [eiseres] voor het verzekerde beroep van mondhygiëniste (rubriek A) en voor passende arbeid (rubriek B). 2.2 [Eiseres] heeft zich per 18 mei 1999 bij de Amersfoortse arbeidsongeschikt gemeld in verband met nekklachten, uitvalverschijnselen aan de rechterhand en tinteling in de vingers. Aan [eiseres] is tot 1 februari 2000 een uitkering verstrekt behorende bij 80-100% arbeidsongeschiktheid voor rubriek A. 2.3 De Amersfoortse heeft [eiseres] vanaf 1 februari 2000 minder dan 25% arbeidsongeschikt geacht en aan haar mitsdien geen uitkering verstrekt. 2.4 Over de periode vanaf 28 februari 2000 tot 1 juni 2000 heeft de Amersfoortse aan [eiseres] een uitkering verstrekt wegens arbeidsongeschiktheid voortvloeiende uit een enkeldistorsie en een longontsteking. 2.5 Vanaf 1 juni 2000 heeft de Amersfoortse [eiseres] minder dan 25% arbeidsongeschikt geacht. De enkeldistorsie en longontsteking speelden op dat moment niet meer. De resterende klachten waren dezelfde als die waarvoor de Amersfoortse al eerder per 1 februari 2000 had vastgesteld dat [eiseres] minder dan 25% arbeidsongeschikt was. 2.6 [Eiseres] heeft vervolgens rechtskundige hulp ingeschakeld bij Arag Rechtsbijstand (hierna: Arag). 2.7 Bij brief van 13 juli 2000 heeft de Amersfoortse [eiseres] gewezen op artikel 17 van de polisvoorwaarden van de arbeidsongeschiktheidsverzekering waarin onder meer staat: "(…) Terzake van alle uitkeringen en vorderingen waarvan De Amersfoortse betaling weigert, moet door degene die krachtens deze polis recht op uitkering heeft op straffe van verval van de aanspraken het geschil binnen 12 maanden na de datum van weigering bij de bevoegde rechter aanhangig worden gemaakt." In deze brief van 13 juli 2000 is voorts nog onder meer opgenomen: "(…) Bovendien kan verzekerde de zaak binnen een jaar na de bovengenoemde briefdatum aanhangig maken bij de bevoegde rechter. Na 13 juli 2001 kan onze beslissing dus niet meer worden aangevochten.(…)" 2.8 De medisch adviseur van de Amersfoortse en de medisch adviseur van Arag hebben vervolgens gezamenlijk de beperkingen van [eiseres] vastgesteld. 2.9 Op verzoek van Arag heeft de Amersfoortse de vervaltermijn enkele malen verlengd tot 15 april 2003. Bij brief van 3 april 2003 heeft mr. Gersjes zich als advocaat van [eiseres] bij de Amersfoortse gemeld en gevraagd de vervaltermijn te verlengen tot 15 mei 2003 zodat hij voldoende tijd had om het dossier te bestuderen en nog met [eiseres] te overleggen. Bij brief van 7 april 2003 heeft de Amersfoortse hierin bewilligd. 2.1 Op 22 april 2003 heeft mr. Gersjes aan de Amersfoortse een voorstel gedaan om de bestaande discussie tussen de partijen middels een minnelijke schikking tegen finale kwijting te beëindigen. De Amersfoortse heeft bij schrijven van 6 mei 2003 gereageerd op het voorstel door het af te wijzen en tevens door van [eiseres] een voorgeschoten bedrag van € 4.268,90 terug te vorderen welke betrekking had op aan haar verstrekte voorschotten op 19 december 2001 en 2 mei 2002. 2.11 Op 9 mei 2003 bericht mr. Gersjes aan de Amersfoortse het volgende: "(…) Gelet op de inhoud van uw schrijven van 6 mei j.l., heb ik opdracht van cliënte om het geschil voor te leggen aan de Rechtbank. Ik zal dat per omgaande doen, zodat de vervaltermijn daardoor ook gestuit wordt.(…)" 2.12 Op 14 mei 2003 heeft [eiseres] bij de rechtbank in Den Bosch een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 Rv ingediend. Dit verzoek heeft [eiseres] later ingetrokken nadat door de Amersfoortse was aangegeven dat zij een beroep op de relatieve onbevoegdheid van deze rechtbank zou doen. Bij verzoekschrift van 30 juni 2003 heeft [eiseres] een gelijkluidend verzoek ingediend bij de rechtbank Utrecht. Dit verzoek is bij de mondelinge behandeling en later schriftelijk ingetrokken door [eiseres] waarna zij is overgegaan tot bovengenoemde dagvaarding. 3. De vordering en het verweer 3.1 [Eiseres] vordert bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, 1. Primair te verklaren voor recht dat aan de Amersfoortse een beroep op de vervaltermijn van artikel 17 van de tussen partijen toepasselijke polisvoorwaarden onder de gegeven feiten en omstandigheden niet toekomt; 2. Subsidiair voormeld beroep van de Amersfoortse op de vervaltermijn af te wijzen en: a. ter bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid als arbeidsdeskundige, qua kosten geheel ten laste van de Amersfoortse, te benoemen de heer J.A.J. Wouters; b. De Amersfoortse te veroordelen aan [eiseres], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen een uitkering die overeenkomt met de haar toekomende vergoedingen op grond van de polisvoorwaarden en overeenkomstig de uitkomsten van het arbeidsdeskundig onderzoek en de op grond daarvan vast te stellen mate van arbeidsongeschiktheid; c. De Amersfoortse te veroordelen aan [eiseres], bij wege van voorschot, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen een in goede justitie vast te stellen voorschotbetaling wegens arbeidsongeschiktheid sedert juni 2000, en d. met veroordeling van de Amersfoortse in de buitengerechtelijke kosten, de kosten van de verzoekschriftprocedure alsmede de kosten van deze procedure. 3.2 [Eiseres] stelt zich primair op het standpunt dat door afwijzing van het schikkingsvoorstel d.d. 22 april 2003 door de Amersfoortse bij schrijven van 6 mei 2003 een nieuwe termijn van 12 maanden ex artikel 17 van de polisvoorwaarden is aangevangen. [eiseres] legt aan de subsidiaire vordering ten grondslag dat zij van mening is dat sedert 1 juni 2000 sprake is van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid dan welke door de Amersfoortse is vastgesteld en dat aan haar op die grond wel een uitkering op grond van de polisvoorwaarden dient te worden toegekend. 3.3 De Amersfoortse heeft hiertegen verweer gevoerd. De Amersfoortse stelt zich primair op het standpunt dat de aanspraken van [eiseres] op een uitkering krachtens artikel 17 van de polisvoorwaarden zijn vervallen. Voorts stelt zij zich op het standpunt dat [eiseres] vanaf 1 juni 2000 minder dan 25% arbeidsongeschikt is in de zin van de polisvoorwaarden. 4. De beoordeling 4.1 Thans dient allereerst door de rechtbank beoordeeld te worden of de Amersfoortse terecht een beroep doet op artikel 17 van de poliswaarden van de arbeidsongeschiktheidsverzekering van [eiseres] op grond waarvan zij stelt dat de aanspraken van [eiseres] zijn vervallen aangezien zij niet vóór 15 mei 2003 het geschil bij de bevoegde rechter aanhangig heeft gemaakt. 4.2 [Eiseres] stelt zich op het standpunt dat door afwijzing van het schikkingsvoorstel van 22 april 2003 door de Amersfoortse bij schrijven van 6 mei 2003 een nieuwe termijn van 12 maanden ex artikel 17 van de polisvoorwaarden is aangevangen. Bovendien stelt [eiseres] zich op het standpunt dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van dit geval welke zij onder punt 19 van de dagvaarding opsomt op grond waarvan zij het niet redelijk acht dat een beroep wordt gedaan op de vervaltermijn. 4.3 De rechtbank overweegt omtrent het beroep op de vervaltermijn als volgt. De rechtbank is van oordeel dat met de brief van 13 juli 2000 voldaan is aan het vereiste dat aan de verzekerde kenbaar is gemaakt dat de Amersfoortse zich op het verstrijken van de vervaltermijn zal beroepen. Vervolgens is op diverse momenten de vervaltermijn door de Amersfoortse verlengd. Dat [eiseres] zich bewust was dat de vervaltermijn tot 15 mei 2003 liep en dat zij voordien het geschil aanhangig moest maken blijkt duidelijk uit de brief van haar advocaat van 9 mei 2003. In deze brief, die dateert van na 22 april 2003, wordt zelfs aangegeven dat de zaak aanhangig wordt gemaakt met het oog op de vervaltermijn. [Eiseres] was zich derhalve bewust van het feit dat zij vóór 15 mei 2003 het geschil aanhangig moest maken. Bovendien was in het verleden zijdens de Amersfoorse reeds diverse malen aan [eiseres] kenbaar gemaakt dat zij de vervaltermijn niet liet vallen, ondanks diverse verzoeken daartoe van [eiseres]. De rechtbank is gelet op het vorenstaande dan ook van oordeel dat er geen feiten en omstandigheden door [eiseres] zijn gesteld op basis waarvan de Amersfoortse geen rechtsgeldig beroep zou toekomen op het vervallen zijn van de aanspraken van [eiseres] per 15 mei 2003 op een uitkering. 4.4 Voorts zijn beide partijen het erover eens dat een verzoek indienen tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht niet betekent dat een geschil aanhangig wordt gemaakt. Om die reden is met het indienen op 14 mei 2003 van een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht, de vervaltermijn niet veiliggesteld. Nu de Amersfoortse terecht een beroep doet op de vervaltermijn zal de vordering van [eiseres] dan ook worden afgewezen. 4.5 Gelet op het bovenstaande zal [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. 5. Beslissing De rechtbank: 5.1 Wijst de vordering van [eiseres] af. 5.2 Veroordeelt [eiseres] in de proceskosten aan de zijde van de Amersfoortse gevallen, tot op deze uitspraak begroot op € 205 aan verschotten en op € 780 aan salaris. Verklaart dit vonnis voor wat betreft deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. T. Dijkhuis-Pavicevic is in het openbaar uitgesproken op woensdag 21 januari 2004. w.g. griffier w.g. rechter